Na Griekenland kan ook Spanje op de warme belangstelling van financiële markten rekenen. Op het eerste gezicht begrijpelijk: beide landen hebben een zwakke concurrentiepositie en een groot begrotingstekort. Maar de verschillen zijn groot, zo menen de economen van ING. Het Griekse begrotingstekort is, zo weten we inmiddels, nooit onder de 3% bbp geweest.
Daarmee heeft Griekenland zich eigenlijk nooit officieel gekwalificeerd voor de euro. Spanje daarentegen noteerde tot de crisis prachtige begrotingscijfers. In de jaren 2005-7 boekte het land zelfs begrotingsoverschotten. Dat kan niet gezegd worden van bijvoorbeeld Duitsland. Het land dat nu het hardst begrotingsdiscipline predikt, zakte in vier achtereenvolgende jaren door de 3%-tekortgrens heen. En dat zelfde Duitsland blies in die tijd het Stabiliteits- en Groeipact op om Europese sancties te voorkómen.
De eenzijdige nadruk die ook gisteren weer door leiders van de eurolanden werd gelegd op het verbeteren van de begrotingsdiscipline doet daarom wereldvreemd aan. In Griekenland is de overheid inderdaad de chronische kern van het probleem. Spanje daarentegen slaagde tot twee jaar geleden met vlag en wimpel voor de Europese begrotingsregels. De oorzaak van de Spaanse problemen zit niet primair bij de overheid, maar in de private sector.
Daar werden teveel schulden gemaakt, waarmee een bubbel op de huizenmarkt werd geblazen. Het leeglopen van die bubbel heeft ook de overheidsfinanciën hard geraakt. Dit maakt de Spaanse problemen van een geheel andere aard dan de Griekse.
Elke ochtend beleggingstips ontvangen? Meld u gratis aan voor Cashcow Daily!