De bredere stemmingsbarometer van de Europese Commissie voor het economisch sentiment in de eurozone steeg van 108,0 in maart naar 109,6 in april en is nu drie maanden op rij min of meer constant. Hoger dan nu stond deze index alleen korte tijd in 2007, en daarvoor in 2001.

Ook monetaire ontwikkelingen in eurozone zijn positief

De cijfers over de monetaire ontwikkelingen in de eurozone waren eveneens positief. De groei van M3 (de geldhoeveelheid volgens een ‘ruime’ definitie) steeg van 4,7% j-o-j in februari naar 5,3% in maart, die van M1 (idem volgens een ‘strakkere’ definitie) van 8,4% naar 9,1%. Ook de kredietgroei versnelde: de kredietverlening aan huishoudens nam in maart toe met 2,4% j-o-j (tegen 2,3% in februari) en die aan niet-financiële ondernemingen met 2,3% j-o-j (tegen 1,9% in februari).

Inflatie loopt op, maar dat is tijdelijk

Uit de voorlopige inflatiecijfers voor de eurozone blijkt dat de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) in april een sprongetje heeft gemaakt: de totale inflatie was 1,9% j-o-j, tegenover 1,5% in maart (al was het nog 2,0% j-o-j in februari). De kerninflatie steeg van 0,7% in maart naar 1,2% en bereikte daarmee de hoogste stand sinds 2013.

Het gaat lekkerOp het eerste gezicht heeft de ECB dus alle reden voor tevredenheid: de economische groei ligt boven het trendmatige niveau en het ziet ernaar uit dat dit zo voorlopig zo blijft, terwijl het inflatiedoel van de ECB (inflatie dicht bij maar onder 2%) binnen bereik komt. Er zijn echter wel een paar haken en ogen.

Zeer waarschijnlijk geven de inflatiecijfers van april de feitelijke inflatiedruk te hoog weer. De inflatie in de dienstensector bereikte 1,8% op jaarbasis, een sterke stijging ten opzichte van de 1,0% van maart en de hoogste stand sinds 2013. De datum van Pasen en de prijzen van verzorgde vakantiereizen zijn hier waarschijnlijk debet aan. We moeten ervan uitgaan dat de inflatie als gevolg van basiseffecten de komende maanden daalt, om pas eind dit jaar en in 2018 weer licht te stijgen.

ECB tapt in juni uit ander vaatje, maar een groter dilemma ligt op de loer in 2018

Bij zijn persconferentie na de beleidsvergadering van de Raad van Bestuur van de ECB gaf president Draghi aan dat de risico’s voor de economie van de eurozone de laatste tijd meer in evenwicht zijn, maar niet genoeg om het op verruiming gerichte beleid bij te sturen. Wij verwachten dat die bijsturing er in juni toch komt, bij wijze van eerste stap naar de geleidelijke afbouw van de kwantitatieve verruiming. De volgende stap van de ECB wordt de aankondiging van ’tapering’. Die aankondiging verwachten we in september, om de markten voor te bereiden op het feitelijke begin van dit proces in januari 2018.

Persoonlijk denk ik dat de mondiale output gap (overcapaciteit) en de technologische ontwikkelingen de inflatie laag zullen houden, ook in economieën waar de output gap kleiner wordt of al klein is. Natuurlijk zal de inflatie in de grootste economieën wel iets stijgen, maar de angst voor gierende inflatie is volgens mij totaal overtrokken. Als ik gelijk heb, kan dat de ECB volgend jaar nog voor een flinke uitdaging plaatsen. De inflatie zou volgend jaar nog onder het inflatiedoel kunnen liggen, terwijl de economie in een boventrendmatig tempo blijft groeien. Wanneer deflatie dreigt omdat er in een tijd van geringe economische groei te weinig vraag is, moet men die dreiging serieus nemen. Maar bij een naar verhouding stevige groei en een lage inflatie die vooral door technologische processen wordt veroorzaakt, liggen de zaken anders. In een dergelijk klimaat kun je deflatie als ‘goede deflatie’ betitelen, en die vormt volgens mij geen reden voor voortzetting van het uiterst accommoderende monetaire beleid.

Vertrouwensindicatoren zwakker in China en wisselend in VS

Ik beweer al een tijdje dat de groeiversnelling in China een belangrijke aanjager is van de wereldeconomie. Deze versnelling in China komt tot uitdrukking in de Chinese handelscijfers en in het verlengde daarvan in de cijfers van de belangrijkste handelspartners van China. En ook in het Chinese ondernemersvertrouwen en, niet in de laatste plaats, in een geringe groei van het Chinese BBP in het eerste kwartaal. Het is echter ook algemeen bekend dat het Chinese beleid erop is gericht de risico’s rond de financiële stabiliteit aan te pakken en de schuld-ontwikkeling te beheersen. Een licht restrictief beleid is inmiddels in werking gezet en de vraag is wanneer en in hoeverre dit beleid de economische bedrijvigheid gaat beïnvloeden.

De inkoopmanagerindices (PMI’s) voor april geven een eerste indicatie. De nationale PMI voor de verwerkende industrie is sterker dan verwacht gedaald van 51,8 in maart tot 51,2, de laagste stand sinds oktober vorig jaar. De PMI voor de dienstensector liet een nog sterkere terugval zien, namelijk van 55,1 tot 54,0, het laagste niveau sinds september. Deze cijfers kunnen echter sterk fluctueren. We moeten bovendien niet vergeten dat de cijfers over maart heel sterk waren. Niettemin kan het een teken zijn dat de groei van de Chinese economie in het eerste kwartaal een piek heeft bereikt. Als de economische groei in China inderdaad vertraagt, dan vormt dat een probleem voor de wereldeconomie, al lijkt het momentum vooralsnog sterk genoeg.

Terwijl in april de vertrouwensindicatoren in de eurozone hun weg naar boven vervolgden en het vertrouwen in China lijkt te zijn afgezwakt, schetsen de Amerikaanse cijfers een wisselend beeld. De regionale indicatoren van het ondernemersvertrouwen in Dallas en Richmond lieten in april een lichte teruggang zien, maar zijn naar historische maatstaven nog steeds zeer hoog. Het ondernemersvertrouwen in de regio Kansas daalde in april sterk, zij het vanaf een zeer hoog niveau in maart. Daarentegen bereikte de meer gezaghebbende PMI voor Chicago de hoogste stand sinds eind 2014.

Belastingplannen Trump: geen daden maar woorden

De jongste belastingplannen van de Amerikaanse president Trump hebben weinig om het lijf. Het is de bedoeling de inkomsten- en vennootschapsbelasting aanzienlijk te verlagen, maar omdat er niets wordt gezegd over de financiering van die plannen, is het moeilijk iets zinnigs te zeggen over het wat, wanneer en hoe. Dat is jammer, maar het toegenomen groeitempo van de wereldeconomie compenseert deze tegenvaller mogelijk weer.

Groei Amerikaanse BBP valt opnieuw tegen

In het eerste kwartaal liet het Amerikaanse BBP een geannualiseerde groei van slechts 0,7% k-o-k zien, iets minder dan verwacht. Dit geeft echter niet de onderliggende kracht van de Amerikaanse conjunctuur weer. Dat het cijfer lager uitvalt, komt hoogst waarschijnlijk door statistische problemen met seizoencorrecties. De particuliere consumptie is met 0,3% gestegen, het laagste percentage in lange tijd. Positief was dat de bedrijfsinvesteringen sterk zijn gegroeid: de investeringen in vaste activa met 10,4% op jaarbasis. Die groei kwam grotendeels, maar niet helemaal, op het conto van de energiesector, waar door de gestegen olieprijzen (sinds het dieptepunt begin 2016) weer meer wordt geïnvesteerd.

De ontwikkeling van orders en levering van duurzame goederen past ook in dit plaatje. De orders van duurzame goederen zijn in maart met 0,7% m-o-m gestegen, na een stijging van 2,3% m-o-m in februari. De levering van kapitaalgoederen exclusief defensie en luchtvaart steeg met 0,4% m-o-m, na een naar boven bijgesteld toename van 1,1% in februari. Deze leveringen vertoonden in het eerste kwartaal een geannualiseerde groei van zo’n 7,5% k-o-k, wat erop wijst dat de bedrijfsinvesteringen inderdaad aantrekken. De bedrijfswinsten over het eerste kwartaal zijn tot nu toe goed, zodat de bedrijfsinvesteringen in de komende kwartalen mogelijk verder toenemen.

Voorraadvorming remt de groei sterk, maar dit is tijdelijk

De voorraadvorming nam minder snel toe dan in het vorige kwartaal, wat leidde tot een negatieve bijdrage van maar liefst 0,9% aan de BBP-groei. Dat is waarschijnlijk eenmalig en de voorraadvorming gaat in de komende kwartalen vermoedelijk een aanzienlijke bijdrage aan de groei van het BBP leveren.

Al met al schetsen de mondiale economische cijfers een bemoedigend beeld en we zien dan ook geen reden om onze optimistische visie op de wereldeconomie bij te stellen. Wel is het zaak om het afnemende ondernemersvertrouwen in China goed in de gaten te houden.

Het gaat lekker